
Schoolreisjes met autocars. Het is iets als opgelegde haring
in aardbeisaus. Vierenvijftig uitgelaten tieners die in een warme muffe bus met
aangedampte ruiten gaan zitten, dolblij om die vrijdag aan de saaie schoolbank
te ontsnappen.
Moet hommeles van komen. Niet alleen elleboogstoten, trek
–en sleurwerk, ruzies over wie aan het raam mag zitten. En wie bij wie om te
kaarten of te kwartetten. Kwartetten. Nog eens: kwartetten. De uitvinder van
het kwartetspel had er geen benul van tot welke bijzonder flauwe, doch bij autobusgebruikende
tieners fors geapprecieerde woordspelingen de naam van zijn uitvinding heeft
geleid.
De uitgelaten menigte houdt van goedkoop autobusplezier.
Ik niet. Met een sissend geluid draait de deur van de bus
open. Het is een Volvo, dat staat op de flank geschreven maar het is niet
meteen het nieuwste model. Reeds bij het opstappen van de tweede trede kruipen
de gedurende vele jaren in de kussens opgeslagen lichaamsgeuren mijn neusgaten
binnen.
Sebum meets okselzweet meets zweetvoeten. Het bijna
ultrasoon gedreun van de Volvo diesel waarvan de uitlaatgassen via de
dakraampjes binnen komen en het gezwalp van het gevaarte tot we op de snelweg
zitten, vormen een aanslag op mijn maag.
Daarom voel ik mij een paria, alle anderen zitten te kaarten of luidruchtige verhaaltjes te vertellen over hun idiote zussen. Mijn gedachten beperken zich tot het onder controle houden van mijn met Ovomaltine gevulde ingewanden en een wanhopig ‘Hoe kom ik hier zo snel mogelijk weg’. Een ongelijke strijd.
Daarom voel ik mij een paria, alle anderen zitten te kaarten of luidruchtige verhaaltjes te vertellen over hun idiote zussen. Mijn gedachten beperken zich tot het onder controle houden van mijn met Ovomaltine gevulde ingewanden en een wanhopig ‘Hoe kom ik hier zo snel mogelijk weg’. Een ongelijke strijd.
Antoine zit naast mij. Nog zo’n paria zij het niet om de
busziekte maar om zijn bijzonder kleverige handen en gigantische okselvijvers
die iedere dag weer zichtbaar worden in zijn foute geruite hemden uit de
C&A. Niet compatibel met kwartetten, is dat. Nu ja en ook een beetje
omwille van wat traagheid in het begrijpen van schuine grappen en zijn goede
punten voor godsdienst wordt hij gemeden als de pest. Beetje raar gezin ook
waar hij uit voortkomt maar dat kan je net zo goed van mij zeggen.
Ik heb namelijk een zus met een lel. Yip, je leest het goed:
een lel. Ze is eerder ingebeeld, une lelle imaginaire, maar Zus staat uren voor
de spiegel terwijl ze aan het stukje lossere huis tussen haar kin en hals
trekt.
‘Ma, zie ne keer nu, ik heb een lel’ klaagt ze.
‘Ach nee, dat is toch geen lel, dat is toch normaal dat uw
vel daar een beetje losser zit’ antwoordt Ma.
Al snel ben ik erin gespecialiseerd om nietsvermoedend de
woonkamer binnen te fluiten en plots totaal verrast naar Zus te kijken terwijl
ik De Vraag stel: ‘Ola, wat hebt gij daar onderaan uw kin hangen?’ waarna Zus
huilend de keuken inloopt en Ma voor de rest van de dag niet meer tegen mij
spreekt.
Terug naar de Zweedse miseriebus waarmee we intussen door
Antwerpen zwalpen. Gezien de striemende regen beslissen de leraars dat we de
rest van de Antwerpse haven op een andere keer zullen bekijken. Om toch iets
van de dag te maken, trakteren ze ons op gebakken sardines bij het Portugese
restaurant waarop in grote letters ‘Sardinhas’ staat en dat als enige bereid is
om een groep hyperkinetische tieners te ontvangen.
Te gek. Ik betwijfel of mijn buszieke ingewanden bestand
zijn tegen vette vis maar volgens een van de leerkrachten zal ik mij beter
voelen na wat gegeten te hebben.
Een uur en zes sardines later zit ik vol spanning braaf
naast Antoine te wachten tot iedereen aan boord is van de bus die nu ook nog
eens naar gebakken sardines ruikt. We worden geteld en daarbij legt de tellende
leerkracht zijn hand op mijn hoofd. Aaargh, hatelijk is dat. Net zoals de paters
van het college die tijdens de speeltijd in mijn arm komen knijpen terwijl ze
de vraag stellen ‘En knaap, hoe gaat het met uw ouders’. Ze moeten dringend hun
neushaar bijknippen maar er is niemand om hen daar attent op te maken.
De chauffeur start de motor en duwt zijn lievelingscassette
in de speler in een poging de tienerklanken te overstemmen.
Abba. Dancing Queen. De hele bus danst op en neer, links en rechts op de kasseistroken van de Scheldekaaien. Ik hou niet zo van Abba en zeker niet in combinatie met gebakken sardines en een slingerende Zweedse bus met aangedampte ruiten.
Abba. Dancing Queen. De hele bus danst op en neer, links en rechts op de kasseistroken van de Scheldekaaien. Ik hou niet zo van Abba en zeker niet in combinatie met gebakken sardines en een slingerende Zweedse bus met aangedampte ruiten.
Oempf. Kruibeke. Nog net mijn middenrif onder controle
kunnen houden. Die verdomde tegendraadse rotvissen proberen uit alle macht mijn
maag te verlaten wat hen nog net niet lukt dankzij mijn wilskracht.
Antoine stelt mij een vraag in Sint Niklaas. Langzaam draai ik mij in zijn
richting maar in plaats van een antwoord, komt er een straal half verteerd
bruin sardinevet uit mijn mond gespoten. Recht op zijn blocnote met alle
aantekeningen die hij met zijn ijverige plakhandjes gedurende de busrit
noteerde. Er zitten ook spetters op zijn rood-groen geruit dralon hemd met
korte mouwen. Hij kijkt mij wanhopig aan. Is dit echt en wat moet ik nu doen?
Terwijl de buschauffeur mij in zijn achteruitkijkspiegel vol afgrijzen aankijkt, stommel ik naar voor op zoek naar frisse lucht en de uitgang.
Terwijl de buschauffeur mij in zijn achteruitkijkspiegel vol afgrijzen aankijkt, stommel ik naar voor op zoek naar frisse lucht en de uitgang.
De busrit van Antwerpen naar Aalst ligt helaas bezaaid met
bochten. Temse, Elversele, Dendermonde en het kerkplein van Oudegem zijn allen
plaatsen die ik rijkelijk markeer met overblijfselen van sardines steeds
gevolgd door een daverend applaus van de voltallige inhoud van de bus.
Vanaf Gijzegem krijg ik het onbehagelijk gevoel van koorts
over mij heen. Koude rillingen en zweten tegelijkertijd. Gloeiende wangen. Mijn
ogen vallen toe van ellende maar dat is nefast voor de feestvreugde want na een
z-bocht in Hofstade moet ik alweer in allerijl van de bus om nodig een stukje
berm onder te kotsen.
Eindelijk stoppen we voor de schoolpoort van het college in
Aalst. Diverse ouders staan klaar met hun wagen om de kroost te recupereren
maar niemand is geneigd om mij een lift te geven. Het is niet zonder risico om een tiener
met kotsneigingen tijdig te evacueren uit een BMW 525i of een tweedeurs Chevrolet
Camaro. Dat wordt dus twee kilometer stappen naar huis, weliswaar in de frisse
lucht maar toch ook wel in de gietende regen.
Wanneer ik thuiskom, staat Zus net voor de spiegel. Ma ziet
in welke belabberde toestand ik ben. De canapé wordt tot bed omgetoverd, ik heb
39° koorts en mag naar Avro’s Toppop kijken met Ad Visser. Op nummer één staat Abba met ‘Dancing
Queen’, kondigt de breedgrijnzende Ad aan en er volgt een videoclip waarbij mijn door testosteron gestuurd brein vooral de
beweeglijke ronde heupen van Agnetha opvalt.
Het is de herfst van 1976.
Jan Stephorst